De Goddelijke Passie van Jezus en Maria
BvdH 12 – 4 februari 1919 – De innerlijke Passie, die de Godheid de Mensheid van Jezus liet lijden tijdens zijn gehele Leven.
Ik was in mijn gewone toestand en ik voelde mij gedurende ongeveer drie dagen opgelost in God.
De goede Jezus trok mij vele keren binnen in zijn allerheiligste Mensheid. En ik zwom in de immense Zee van de Godheid.
O, zovele dingen waren er te zien! Alles wat de Godheid in zijn Mensheid bewerkte was zo duidelijk zichtbaar!
Jezus onderbrak mijn verwondering zeer dikwijls en Hij zei mij: “Mijn dochter, zie je met welk een overmatige Liefde Ik de mens bemind heb? Mijn Godheid was te jaloers om de taak van de Verlossing toe te vertrouwen aan een mens. Dus liet zij Mij het lijden ondergaan. De mens had geen macht om Mij zovele keren te laten sterven – als er mensen gekomen waren, en tot het licht van de Schepping zouden komen, en – voor de zovele doodzonden die zij zouden begaan. De Godheid wilde – een leven voor elk leven van een mens, en – een leven voor elke dood die hij zichzelf gaf door doodzonde. Wie kon deze macht over Mij hebben om mij zovele keren de dood te geven, buiten mijn eigen Godheid?
Wie had de Kracht, de Liefde, de Standvastigheid – om Mij zo vaak te zien sterven, als het niet mijn eigen Godheid was? De mens zou moe geworden zijn en het opgegeven hebben. En denk niet dat dit Werk van mijn Godheid laat begon. Zij begon – vanaf het moment van mijn Conceptie, – in de Schoot van mijn Moeder. Zij was zich dikwijls bewust van mijn Pijnen.
Zij werd erdoor gemarteld en zij voelde de dood samen met Mij. Daarom, zelfs van in de Moederschoot, nam mijn Godheid de verbintenis aan van liefdevolle beul… Hij was liefdevol en hier door veeleisender en onbuigzamer. Zozeer zelfs, dat voor mijn kreunende Mensheid – geen doorn werd gespaard – geen nagel…. Zij waren niet dezelfde als de doornen, de nagels, de gesels die Ik leed gedurende de Passie die de mensen Mij gaven.
Deze vermenigvuldigden zich niet. Zovele als er toegebracht werden, zovele bleven er over. Integendeel, die van mijn Godheid vermenigvuldigden zich bij elke belediging : – evenveel doornen voor evenveel slechte gedachten, – evenveel nagels voor evenveel onwaardige werken, – evenveel slagen voor evenveel ‘pleziertjes’, evenveel pijnen voor evenveel beledigingen van allerlei aard.
Het waren zeeën van pijnen, doornen, spijkers en ontelbare slagen. In vergelijking met de Passie die mijn Godheid Mij gaf, was het lijden dat de mensen Mij gaven op de laatste dagen van mijn Leven: niets, – enkel een schaduw, een schim van wat mijn Godheid Mij liet lijden in de loop van mijn Leven.
Daarom bemin Ik de zielen zozeer: Zij kostten Mij levens, pijnen die onvoorstelbaar zijn voor een geschapen geest. Ga daarom mijn Godheid binnen. Zie en raak met je eigen hand alles aan wat Ik geleden heb.” Ik weet niet hoe, ik vond mezelf binnen in de Goddelijke Immensiteit, – die Tronen van Gerechtigheid oprichtte voor elke mens…
Mijn lieve Jezus moest er elk van hun daden verantwoorden…
hun pijn lijden en de dood ondergaan, de straf voor alles betalend. Jezus, als een lief klein lammetje, – werd gedood door goddelijke Handen, – om terug op te staan en – opnieuw de dood te ondergaan. Oh God! Oh God, wat een schrijnende Pijnen! Sterven om terug op te staan – en opnieuw tot leven komen om een nog meer ondraaglijke dood te ondergaan! Ik voelde mijzelf sterven – bij het zien hoe mijn lieve Jezus gedood werd. Vele keren wilde ik Hem, die mij zozeer bemint, al was het maar één dood besparen.. Oh, hoe goed begreep ik dat alleen de Godheid… mijn lieve Jezus zo kon laten lijden en – de verdienste kon opeisen van het zo overmatig liefhebben van de mensen tot de dwaasheid toe.. – met onbeschrijfelijke pijnen en een oneindige Liefde. Noch een engel, noch een mens heeft deze macht: – om ons met zo’n heldhaftig opoffering te beminnen, als God. Wie kan alles vertellen?
Mijn arme geest zwom in die immense Zee van Licht, van Liefde en van Pijnen. En ik bleef als verdronken achter, niet in staat om eruit te komen. Indien mijn lieve Jezus mij niet in de kleine zee van zijn Heilige Mensheid getrokken had, – waarin de geest niet zo ondergedompeld is dat hij geen grens ziet, had ik niets kunnen zeggen.
Daarna voegde mijn lieve Jezus eraan toe:
“Geliefde dochter, pasgeborene van mijn leven, kom in mijn wil, kom en zie hoeveel er te doen is: Zeer vele van mijn Daden zijn nog steeds opgeschort, en nog niet door mensen op aarde gerealiseerd.
Mijn Wil moet in jou als het voornaamste tandwiel van een klok zijn: als het beweegt, bewegen alle andere tandwielen en de klok geeft de uren en minuten aan.
Alles hangt dus af van de beweging van dit eerste wiel. En als dit eerste wiel niet beweegt, staat de klok stil. Op dezelfde manier moet het eerste wiel in jou mijn Wil zijn, die de beweging moet geven aan je gedachten, aan je hart, je verlangens, en aan alles.
Mijn Wil is het centrale wiel van mijn Wezen, van de Schepping en van alle dingen. Jouw beweging, die begint van in dat Centrum, zal evenveel handelingen van mensen in gang zetten, zal zich vermenigvuldigen in de bewegingen van allen, als initiële beweging,
Jij zal tot bij mijn Troon komen en er alle handelingen van de mensen plaatsen, en mijn opgeschorte Daden zich laten realiseren.
Daarom, wees aandachtig. Uw zending is groots en volledig Goddelijk.”
BvdH 12 – 18 maart 1919 – Jezus leed Pijnen vanaf Zijn Menswording, nadat Hij alle zielen in Zichzelf verwekt had.
Ik bevond me in mijn gewone toestand. Mijn altijd beminnelijke Jezus toonde Zichzelf en trok mij in de Immensiteit van zijn Allerheiligste Wil. Daar toonde Hij mij zijn Ontvangenis in de Schoot van de Hemelse Mama, alsof dit op dat ogenblik plaatsvond. Oh God, wat een afgrond van Liefde!
Mijn lieve Jezus zei mij: “Dochter van mijn Wil, – kom en neem deel aan de eerste pijnen en ‘dood’ die de Godheid mijn kleine Mensheid deed ondergaan op het ogenblik van mijn Conceptie. Op het moment van mijn Conceptie, verwekte Ik, samen met Mij, als mijn eigen Leven, alle zielen uit het verleden, heden en toekomst. Ik verwekte ook alle pijnen en de dood – die Ik voor elk van hen moest lijden. Ik moest alles in Mij opnemen : – de zielen, – de pijnen en de dood die ieder van hen moest ondergaan. Zo kon Ik tot de Vader zeggen: “Mijn Vader, kijk niet meer naar de mens, maar enkel naar Mij. In Mij zal U iedereen vinden en Ik zal voor allen voldoen. Ik zal zoveel pijnen doorstaan en U geven, als U verlangt. Wilt U dat Ik voor ieder de dood zal ondergaan? Dan zal Ik dit lijden ondergaan. Ik aanvaard alles, op voorwaarde dat U Leven geeft aan allen.” Dit is waarom een Goddelijke Macht en Wil nodig waren – om Mij zoveel keer de dood te geven en – Mij zoveel Pijnen te laten doorstaan. In mijn Wil zijn immers alle zielen en alle dingen – werkelijk aanwezig, niet op een abstracte manier, of via een intentie, – zoals sommigen misschien denken. Integendeel, Ik vereen zelfde hen allemaal reëel met Mij. Zij vormden samen met Mij mijn eigen Leven. In werkelijkheid – stierf Ik voor elk van hen en – leed Ik de pijnen van allen. Het is waar dat er een Wonder van mijn Almacht nodig was, – een Wonder van mijn immense Wil. Zonder mijn Wil had mijn Mensheid – niet alle zielen kunnen omvatten en omarmen, noch kon Zij zo vaak sterven. Dus, toen mijn kleine Mensheid verwekt werd, – begon Zij afwisselend pijn en dood te lijden. Alle zielen zwommen in Mij als in een immense zee Zij vormden de ledematen van mijn Ledematen, – het bloed van mijn Bloed, – het hart van mijn Hart. Hoe vaak heeft mijn Mama, – die de eerste plaats innam in mijn Mensheid, mijn pijnen en mijn dood gevoeld. En zij stierf samen met Mij! Hoe zoet was het voor mij om de echo van mijn Liefde te vinden in de Liefde van mijn Mama! Dit zijn diepe mysteries, – die het menselijk intellect niet goed kan begrijpen, die boven hun begrip lijkt te gaan. Kom daarom in mijn Wil en neem deel – aan elke dood en – aan de pijnen die Ik vanaf het moment van mijn Ontvangenis leed . Hierdoor zal je beter begrijpen wat Ik je vertel.” Ik kan niet zeggen hoe, – maar ik bevond me in de schoot van mijn Koningin-Mama, waar ik het kleine Kindje Jezus kon zien. Hoewel klein, bevatte Hij alles. Een pijl van Licht flitste vanuit Zijn Hart in het mijne. En terwijl deze in mij doordrong, voelde ik dat hij mij de dood gaf. En toen hij eruit kwam, kwam het leven in mij terug. Elke aanraking van die pijl veroorzaakte een zeer scherpe pijn, – zodanig dat ik me teniet gedaan voelde, en echt stervend. En dan, door dezelfde aanraking, voelde ik dat ik opnieuw het leven ontving. Ik heb niet de juiste woorden om mezelf uit te drukken. Daarom stop ik hier.
BvdH 12 – 20 maart 1919 – Het herhaalde sterven en de pijnen die de Godheid de Mensheid van Jezus liet ondergaan voor elke ziel.
Ik voelde mijn arme geest ondergedompeld in de Pijnen van mijn beminnelijke Jezus. Mij was verteld dat het onmogelijk leek dat Jezus – zoveel keer de dood kon ondergaan en – zoveel pijn kon lijden bij elke dood, zoals hierboven gezegd wordt. Mijn Jezus zei mij: “Mijn dochter, mijn Wil bevat de Kracht voor alles. Het was genoeg dat mijn Wil het wilde, opdat het zou gebeuren. En als het niet zo was, zou mijn Wil beperkt geweest zijn in Zijn Macht. Ik ben echter niet begrensd en oneindig in al mijn dingen. Daarom doe Ik alles wat Ik wil. Ah, hoe weinig word Ik door de mensen begrepen. Daarom word ik niet bemind! Kom in mijn Mensheid. Ik zal je laten zien en met je hand laten aanraken wat Ik je verteld heb.” Op dat moment bevond ik mezelf in Jezus, – die onafscheidelijk is van de Godheid en van de Eeuwige Wil. Deze Wil creëerde, enkel door het te willen: – herhaalde keren de dood, – ontelbare pijnen, – slagen zonder gesels, – de scherpste prikken zonder doornen, met zo’n gemak, net zoals toen Hij, met één “Fiat”, miljarden sterren creëerde…. Er waren niet zoveel “Fiats” nodig voor zoveel geschapen sterren. Eén ‘Fiat’ was genoeg. Toch was er niet slechts één ster te zien, en bleven de andere in de Goddelijke Geest of in Zijn intentie. Zij kwamen allemaal tevoorschijn. Elk van hen had zijn eigen licht om onze hemel te versieren. Op dezelfde manier leek de Goddelijke Wil, – met zijn scheppende “Fiat”, in de Hemel van de Allerheiligste Mensheid van onze Heer, – dood en leven te scheppen, zo vaak Hij dit wilde. Terwijl ik mij in Jezus bevond, onderging Jezus de geseling door de Goddelijke Handen. Het was voldoende dat de Eeuwige Wil dit wou, en het vlees van de Mensheid van Jezus viel in stukken uiteen, – zonder slagen, zonder zweepslagen. Diepe groeven werden gevormd, – op een schrijnende manier, en in zijn meest intieme Delen. De gehoorzaamheid van Jezus aan die Goddelijke Wil was zodanig – dat zijn Mensheid uit zichzelf wegsmolt, maar op zo’n pijnlijke manier dat je kan zeggen – dat de geseling die Hij van de Joden ontving een schim was en een schaduw was van datgene – wat Hij door de Eeuwige Wil onderging. Daarna, door de Wil van de Goddelijke Wil, – herschiep zijn Mensheid Zichzelf.
Dit gebeurde toen Hij de dood leed voor elk schepsel en al de rest. Ik nam deel aan deze pijnen van Jezus. En – oh, hoe levendig begreep ik dat de Goddelijke Wil – ons zo vaak kan laten sterven als Hij wil, – en ons dan terug het leven kan geven. Oh God, dit zijn onuitsprekelijke dingen, uitingen van liefde, diepe mysteries, bijna onvoorstelbaar voor een geschapen geest …. Nadat ik die pijnen geleden had, voelde Ik me niet in staat om terug tot leven te komen, tot het gebruik van de zintuigen, te bewegen, Mijn gezegende Jezus zei mij: “Dochter van mijn Wil, mijn Wil gaf je die pijnen. En mijn Wil geeft je het leven, de beweging en alles terug. Ik zal je vaak in mijn Godheid roepen om deel te nemen aan het vele sterven en de pijnen die Ik werkelijk voor elke ziel geleden heb. Het is niet, zoals sommigen denken, – dat het enkel in mijn Wil was, of – dat Ik alleen maar de intentie had om iedereen het leven te geven. Fout! Fout! Zij kennen het Wonder, de Liefde en de Kracht van mijn Wil niet. Jij, die weet dat Ik echt vele keren de dood onderging voor allen, – twijfel er niet aan, – bemin Mij, – wees dankbaar voor alles, en sta klaar wanneer Mijn Wil jou roept.”
BvdH 12 – 8 mei 1919 Deel 12 – Reden en noodzaak van de Pijnen die de Godheid aan de Mensheid van Jezus gaf. De reden waarom Hij heeft gewacht om hen bekend te maken.
Ik bevond me in mijn gebruikelijke toestand. Ik dacht aan de pijnen van mijn aanbiddelijke Jezus, vooral aan die Pijnen die de Godheid toebracht aan de Allerheiligste Mensheid van Onze Heer. Intussen voelde ik me opgenomen in het Hart van mijn Jezus. En ik nam deel aan de pijnen van zijn Allerheiligste Hart, – die Zijn Godheid Hem liet lijden in de loop van zijn Leven op aarde. Deze pijnen zijn geheel anders dan die welke de gezegende Jezus leed tijdens zijn Lijden door de handen van de Joden. Deze pijnen zijn moeilijk te beschrijven. Van het weinige dat ik erin deelde, kan ik zeggen dat ik een scherpe, bittere pijn voelde, – vergezeld van een scheur in het hart zelf, zodanig dat ik me voelde werkelijk sterven. Door een Wonder van Zijn Liefde, gaf Jezus me daarna opnieuw het leven Nadat ik geleden had, zei mijn lieve Jezus: “Dochter van mijn lijden, weet dat de pijnen die de Joden Mij gaven een schaduw waren van deze die de Godheid Mij gaf. Dat was terecht, om een volledig herstel te verkrijgen. Door te zondigen, beledigt de mens de Allerhoogste Majesteit – niet alleen uitwendig, – maar ook innerlijk. Hij misvormt in zijn binnenste het goddelijke Deel – dat in hem gelegd werd toen hij geschapen werd. Daarom wordt zonde eerst in het binnenste van de mens gevormd – en komt dan naar buiten. Sterker nog, vaak is wat naar buiten komt het minimale deel, – terwijl het grootste deel in zijn binnenste blijft. Welnu, mensen waren niet in staat – om in mijn Binnenste door te dringen en om Mij door middel van pijnen, – de Glorie van de Vader te laten herstellen, die zij Hem met zoveel innerlijke beledigingen geweigerd hadden. Meer nog, omdat deze beledigingen het meest edele deel van het schepsel verwondden, dat wil zeggen : het intellect, het geheugen en de wil, waarin het Goddelijke Beeld ingeprent is. Wie moest dan deze taak op zich nemen, als de mens onbekwaam was? Daarom was het bijna noodzakelijk – dat de Godheid zelf deze taak op zich zou nemen, mijn liefhebbende Beul worden – maar veeleisender, hoewel liefdevol, om volledige genoegdoening te ontvangen – voor alle zonden die in het innerlijk van de mens begaan zijn. De Godheid wilde het volledige eerherstel en de volledige genoegdoening van de mens, – zowel innerlijk als uiterlijk. Door het lijden dat de Joden Mij gaven herstelde Ik – de uiterlijke Glorie van de Vader, die de mensen Hem geweigerd hadden. In het Lijden dat Mijn Godheid Mij gaf in de loop van Mijn hele Leven, herstelde Ik bij de Vader – alle zonden van het innerlijk van de mens. Je kan nu begrijpen dat de pijnen die Ik leed door de hand van de Godheid, de pijnen die de mensen Mij gaven ver overtroffen. Sterker nog, ze zijn bijna niet te vergelijken. En ze zijn moeilijk te begrijpen voor een geschapen geest. Zoals er een groot verschil is tussen het innerlijk en het uiterlijk van de mens, zo is het verschil tussen – de pijnen die mijn Godheid Mij heeft laten ondergaan en – de pijnen de mensen Mij gaven op de laatste dag van mijn Leven. De eerste waren wrede, pijnlijke, bovenmenselijke kwetsuren, – die Mij de dood konden bezorgen, en – die Mij herhaalde keren de dood gaven in mijn intiemste delen, zowel van de ziel als van het lichaam. Zelfs geen vezel in Mij bleef gespaard. De tweede waren bittere pijnen, – maar geen kwetsuren die Mij bij elke pijn de dood konden geven. De Godheid had echter de Macht en de Wil om dat te doen. Ach, wat heeft de mens Mij gekost! Maar de mens, ondankbaar, bekommert zich niet om Mij Hij probeert niet om te begrijpen – hoeveel Ik van hem hield en – hoeveel Ik voor hem geleden heb, in die mate zelfs dat hij zelfs niet begrijpt wat Ik geleden heb in de Passie die schepselen Mij gegeven hebben. En als zij het kleinste niet begrijpen, hoe kunnen zij dan het grootste, dat Ik voor hen geleden heb, begrijpen ? Wacht daarom niet! Maak de ontelbare en onbeschrijfelijke pijnen bekend, die de Godheid Mij omwille van hen gaf! Mijn Liefde wil Zich uitstorten en wederliefde ontvangen. Daarom roep Ik je in de onmetelijkheid en de hoogte van mijn Wil, – waar al deze Pijnen werkzaam zijn. Je neemt er niet enkel deel aan, – maar in naam van de gehele mensen-familie zal je hen vereren en Mij wederliefde geven. Geef Mij alles wat mensen Mij verschuldigd zijn, in hun plaats. Tot mijn grootste pijn en grote schade voor henzelf – geven zij er geen aandacht aan.”
BvdH 12 – 4 juni 1919 – Om de Verlossing te voltooien, moest Jezus onrecht, haat en spot lijden. De Godheid is niet in staat om Hem deze pijnen te geven. Daarom onderging Hij op de laatste dag van zijn leven de Passie door de handen van de mensen.
Ik dacht aan het Lijden van mijn altijd beminnelijke Jezus, vooral toen Hij zich onder de storm van de gesels bevond. En ik dacht bij mezelf: ‘Wanneer heeft Jezus meer geleden : – in de pijnen die de Godheid Hem liet lijden gedurende Zijn gehele Leven, of – op de laatste dag door de handen van de Joden?’ Via een licht dat Hij naar mijn verstand zond, zei mijn lieve Jezus : “Mijn dochter, de pijnen die de Godheid Mij gaf overtreffen verreweg die welke de mensen Mij gaven, zowel in kracht als in intensiteit, veelheid en duur. Er was echter – geen onrecht of haat, maar hoogste Liefde en – instemming van alle Drie de Goddelijke Personen. Ik had de verplichting op Mij genomen om de zielen te redden – ten koste van het lijden en van het vele sterven, voor de zovele mensen – die zouden geschapen zijn, en – die de Vader Mij met de hoogste Liefde geschonken had. Onrechtvaardigheid en haat bestaan niet in de Godheid en kunnen er ook niet in bestaan. Daarom was Hij niet in staat Mij deze pijnen te laten lijden. De mens had echter met zijn zonde – het hoogste onrecht, haat, enz. begaan. En om de Vader volledig te verheerlijken, – moest Ik onrecht, haat, bespotting, enz. ondergaan. Dit is de reden waarom Ik, – op de laatste dag van mijn Leven, het lijden van de mensen moest ondergaan. De onrechtvaardigheden, – de haat, de spotternijen, – de wraakacties en de vernederingen die zij tegen Mij gebruikten, waren zeer talrijk. Zij maakten mijn arme Mensheid tot een schande voor allen, – zodanig dat Ik niet meer geleek op een mens. Zij misvormden Mij zodanig – dat zij zelf ontzet waren als zij naar Mij keken. Ik was de verachtelijkste mens en de afval van allen. Daarom kan Ik hen twee verschillende passies noemen. Mensen konden Mij niet zoveel keer de dood geven, noch pijnen – voor evenveel mensen er zouden bestaan, en – evenveel doodzonden die zij zouden begaan. Zij waren daartoe niet in staat. Daarom nam de Godheid deze verplichting op zich, – maar met de hoogste Liefde en – en met instemming van beide kanten. Bovendien was de Godheid niet in staat tot ongerechtigheid, enz. Dus namen de mensen het over. En Ik voltooide het Werk van Verlossing in alles. Wat hebben de zielen Mij gekost ! Daarom bemin Ik hen zozeer!” Een andere dag dacht ik bij mezelf: Mijn geliefde Jezus heeft mij zoveel dingen verteld. En ik, heb ik goed opgelet en heb ik alles gedaan wat Hij mij geleerd heeft?
O, hoe gierig ben ik om Hem plezier te doen! Ik voel mij zo onbekwaam in alles! Zijn vele onderrichtingen zullen dus mijn veroordeling zijn.’
Mijn lieve Jezus bewoog zich in mijn binnenste. Hij zei mij : “Mijn dochter, waarom kwel je jezelf? De lessen van uw Jezus zullen er nooit toe dienen om je te veroordelen. Al deed je maar één keer wat Ik je geleerd heb, – dan nog, plaats je een ster aan de hemel van je ziel. In feite heb Ik een hemel over de menselijke natuur uitgestrekt. Mijn “Fiat” bezaaide hem met sterren. Op dezelfde manier spreidde Ik een Hemel uit – in de diepte van de ziel, en het “Fiat” van het goede dat zij doet… Elk goed is immers een vrucht van mijn Wil en komt deze Hemel met sterren versieren. Daarom, – als ze tien keer iets goed doet, plaatst zij er tien sterren in, – als ze duizend keren iets goeds doet, duizend sterren…. Denk er dus eerder aan om mijn lessen zoveel mogelijk te herhalen, – om de Hemel van je ziel met sterren te bedekken, zodat hij niet onderdoet voor de hemel die aan jouw horizon straalt. En elke ster zal het kenteken dragen van de leer van jouw Jezus. Hoeveel eer zal je Mij schenken!”
BvdH 14 – 19 augustus 1922 – De pijnen die de Godheid Jezus toebracht in Zijn Innerlijk. De Pijnen van het Lijden waren schaduwen en schimmen van de innerlijke pijnen.
Terwijl ik in mijn gewone staat was, liet de lieve Jezus mij een deel van Zijn pijnen en Zijn dood lijden, die Hij voor elk schepsel onderging. Vanuit mijn kleine pijnen kon ik begrijpen hoe verschrikkelijk en dodelijk de pijnen van Jezus geweest waren. Toen zei Hij mij: “Mijn dochter, mijn Pijnen zijn onbegrijpelijk voor de menselijke natuur. De pijnen van Mijn Passie waren schaduwen of schimmen van Mijn innerlijke Passie. Mijn innerlijke Pijnen werden Mij opgelegd door een Almachtige God. En geen vezel kon Zijn Hand ontwijken De Pijnen van mijn Passie werden mij aangedaan door mensen, die – noch almachtig – noch alziend waren. Ze waren ook niet in staat – noch om te doen wat ze wilden, – noch om in elke vezel in Mij door te dringen. Mijn innerlijke Pijnen werden geïncarneerd. Mijn Mensheid werd getransformeerd – in spijkers, – in doornen, – in gesels, – in wonden, – in martelaarschap, zo wreed dat ze Mij voortdurend de dood bezorgden. Zij konden niet gescheiden worden van Mij. Zij vormden Mijn eigen Leven. Aan de andere kant waren die van mijn Passie buiten Mij. Het waren doornen en spijkers die naar binnen gedreven konden worden, en uiteindelijk ook verwijderd konden worden. En alleen al de gedachte dat een pijn kan worden verwijderd, is een opluchting. Mijn innerlijke Pijnen waren gevormd in mijn eigen Vlees. Er was geen hoop – dat zij verwijderd konden worden, of – dat de scherpte van een doorn of van het doorboren van de nagels minder zou worden. Mijn inwendige pijnen waren zo groot en zo talrijk dat Ik de pijnen van mijn Passie aanvoelde als een verlichting en als liefkozingen die aan mijn inwendige pijnen gegeven werden. Beide verenigd gaven het ultieme bewijs van mijn grote, overmatige Liefde voor de redding van de zielen. Mijn uitwendige Pijnen waren stemmen die iedereen opriepen om de oceaan van mijn innerlijke Pijnen binnen te gaan, om hen te laten begrijpen hoeveel hun verlossing Mij heeft gekost. Vanuit jouw eigen innerlijke pijnen, die Ik je meedeelde, kan je de continue Intensiteit van de Mijne min of meer begrijpen. Daarom, wees moedig. De Liefde spoort Mij hiertoe aan.”
BvdH 15 – 16 februari 1923 – Het Kruis dat de Goddelijke Wil aan Onze Lieve Heer gaf. Om de volmaakte en volledige Verlossing te kunnen bewerken, diende Jezus alles te verrichten in de Sfeer van de Eeuwigheid.
Ik deed mijn gebruikelijke aanbidding voor de Gekruisigde Jezus en ik gaf mijzelf geheel over in Zijn beminnelijke Wil. Terwijl ik dit deed, voelde ik mijn geliefde Jezus in mijn binnenste bewegen en Hij zei me: “Mijn dochter, haast je, haast je, snel, haast je – volg jouw ronde in mijn Wil, – volg alles wat mijn Mensheid in de Allerhoogste Wil deed zodat je jouw handelingen – met de Mijne en – met deze van mijn Moeder kunt verenigen. Het is bepaald dat als niet geen mens in de Eeuwige Wil binnengaat – om al onze Handelingen te verdrievoudigen, deze Allerhoogste Wil niet zal neerdalen op aarde – om Haar leven in de menselijke generaties uit te voeren. Om Zichzelf bekend te maken, wil Hij de optocht van de verdrievoudigde Handelingen. Daarom, haast je !” Jezus zweeg en ik voelde mij als geworpen in de Heilige Eeuwige Wil. Ik kon echter niet zeggen wat ik aan het doen was. Ik kan alleen maar zeggen dat ik alle Handelingen van Jezus vond en de mijne erin plaatste. Toen sprak Hij verder en zei: “Mijn dochter, mijn Wil zal zovele dingen bekendmaken, – die mijn Mensheid in de Goddelijke Wil deed. Om de volmaakte en volledige Verlossing te bewerken, moest mijn Mensheid in de sfeer van Eeuwigheid handelen. Hier is een Eeuwige Wil noodzakelijk. Als mijn menselijke wil geen Eeuwige Wil bij zich had, – dan waren al mijn Handelingen beperkt en eindig. Maar met Hem zijn ze eindeloos en oneindig. De Goddelijke Wil bezorgde mijn Mensheid al deze pijnen en kruisen. Hij ging zover dat Hij Mij over de gehele menselijke familie legde, – van de eerste tot de laatste mens. Ik nam alle soorten pijnen in Mij op, Elke mens maakte deel uit van mijn Kruis. Mijn Kruis was – zo lang als alle eeuwen zijn en zullen zijn, en – zo breed als de menselijke generaties. Het was niet enkel het kleine kruis van Golgotha – waarop de Joden Mij kruisigden. Dat was niets anders dan een schaduw van het lange Kruis – waarop de Allerhoogste Wil Mij gekruisigd hield. Zo vormde elke mens de lengte en de breedte van het Kruis. Terwijl zij het vormden, bleven zij geënt in datzelfde Kruis. De Goddelijke Wil, die Mij erop legde en Mij kruisigde, maakte het Kruis – niet alleen van Mij, – maar van allen die dat Kruis vormden. Ik had dus de sfeer van de Eeuwigheid nodig om dit Kruis te kunnen plaatsen. De aardse ruimte was onvoldoende om Het te bevatten. Oh! Hoezeer zullen de mensen Mij beminnen, wanneer zij vernemen – wat mijn Mensheid in de Goddelijke Wil deed en wat Hij Mij heeft laten lijden uit Liefde voor hen. Mijn Kruis was niet van hout. Neen, het was gemaakt van zielen. Ik voelde hen kloppen in het Kruis waarop de Goddelijke Wil Mij legde. En Hij liet geen van hen aan Mij ontsnappen. Hij gaf elk van hen ieder een plaats. En om allen een plaats te geven, rekte Hij Mij uit – op zo’n schrijnende manier, en – met zo gruwelijke pijnen, dat Ik de pijnen van mijn Passie klein kon noemen, en een verlichting. Daarom, haast u, opdat Mijn Wil alles bekend zal maken – wat deze Eeuwige Wil in mijn Mensheid gedaan heeft. Deze kennis zal zoveel liefde opwekken, – dat de zielen zullen toegeven en Hem in hun midden zullen laten regeren Terwijl Hij dit zei, toonde Hij zoveel tederheid en zoveel liefde, dat ik verbaasd tot Hem zei:
‘Mijn Liefde, waarom toont U zoveel Liefde wanneer U over uw Wil spreekt – zodanig dat U vanwege uw zo vurige Liefde een andere Uzelf uit Uzelf lijkt te willen vrijlaten. Wanneer U over iets anders spreekt, is deze overmatige Liefde niet te zien in U.’ Hij zei: : ‘Mijn dochter, wil je weten waarom? Wanneer Ik over Mijn Wil spreek om Hem aan een mens bekend te maken, dan wil Ik mijn eigen Godheid in Hem inleggen, een andere Mijzelf. Bijgevolg treedt mijn gehele Liefde in actie om dit te doen. En Ik bemin hem zoals Ik Mijzelf bemin. Daarom merk je op dat terwijl Ik over mijn Wil spreek, mijn Liefde over haar grenzen heen lijkt te stromen – om de woning van mijn Wil te vormen in het hart van de mens. Anderzijds, als Ik over iets anders spreek, dan leg Ik mijn Deugden in hem. En naargelang de deugden die Ik in hem blijf vormen, bemin ik hem als Schepper, – nu als Vader, dan als Verlosser, – nu als Leraar, als als Dokter, enz. Daarom is er niet diezelfde uitbundige Liefde – als wanneer Ik ’een ander Ik’ wil vormen.”
BvdH 15 – 29 mei 1923 – God werkt altijd als eerste in de ziel.
Ik begeleidde mijn lieve Jezus in zijn Pijnen, vooral deze die Hij leed in de Hof van Gethsemani. Ik leed met Hem mee. Toen bewoog Hij in mijn binnenste en Hij zei mij: “Mijn dochter, mijn Hemelse Vader was de eerste die de Pijnen vormde in mijn Mensheid. Enkel Hij heeft immers de kracht en de macht – om pijn te scheppen en – er zoveel graden van pijn in te leggen die nodig waren om te voldoen aan de schuld van de mensen. De mensen kwamen op de tweede plaats. Zij hadden immers – geen macht over Mij, – noch het vermogen om een zo intense pijn te creëren als zij wensten.
Hetzelfde gebeurt in alle mensen. Bij het scheppen van de mens, wordt het eerste werk, – zowel in de ziel als in het lichaam, gedaan door mijn Goddelijke Vader. Hoeveel harmonie, hoeveel geluk heeft Hij niet met Zijn eigen Handen in de menselijke natuur gelegd! Alles in de mens is harmonie en geluk. Het uiterlijk deel bevat zoveel harmonie en geluk ! De ogen kunnen zien, de mond kan uitdrukken, de voeten kunnen lopen, de handen kunnen werken en dingen nemen waar de voeten gekomen zijn. Indien de ogen konden zien, – maar de mens niet de mond had om zich uit te drukken, of als hij voeten had om te lopen – maar geen handen om te bedienen zou er dan geen ongeluk en disharmonie zijn in de menselijke natuur? En dan zijn er nog de harmonieën en gelukzaligheden van de menselijke ziel : de wil, het intellect, het geheugen, – hoeveel harmonieën en gelukzaligheden bevatten die niet ! Het is voldoende om te zeggen dat zij deel uitmaken van het geluk en de harmonie van de Eeuwige.
God schiep Zijn ware persoonlijke Eden – in de ziel en in het lichaam van de mens een hemels Eden. En daarna gaf Hij hem het aardse Eden als woonplaats. Alles was harmonie en geluk in de menselijke natuur. Hoewel de zonde deze harmonie en geluk verstoorde, vernietigde zij al het goede dat God in de mens had geschapen, niet volledig. En zoals God met Zijn eigen Handen al het geluk en de harmonie in de mens schiep, zo schiep Hij alle mogelijke pijnen in Mij, – om te vergoeden voor de menselijke ondankbaarheid, en – om het verloren geluk uit de zee van mijn pijnen te laten tevoorschijn komen, evenals de harmonie voor de verstoorde harmonie. Dit gebeurt met alle mensen. Wanneer Ik hen kies voor een speciale heiligheid of voor een speciaal Plan, dan werken mijn eigen Handen in de ziel. En ik schep in haar – nu eens lijden, – nu eens liefde, – de kennis van hemelse Waarheden. Mijn jaloersheid is zo groot dat Ik wil dat niemand haar aanraakt. En als Ik toesta dat schepselen haar iets aandoen, – is het altijd op de tweede plaats. Ikzelf heb de eerste plaats. En Ik blijf haar vormen volgens mijn Plan.”
De Smarten en het Lijden van de allerheiligste Maagd Maria
BvdH 14 – 3 oktober 1922 – Noodzaak dat de heilige Maagd Maria zich bewust was van de innerlijke Pijnen van Jezus.
Ik was in mijn gewone toestand en voelde ik me beklemd omdat de gezegende Jezus vaak toestaat dat ik lijd terwijl de biechtvader aanwezig is. Ik beklaagde me bij Hem en ik zei Hem: Mijn liefste, ik bid U, ik smeek U, sta niet meer toe dat ik lijd in de aanwezigheid van iemand. Laat alles gebeuren tussen U en mij en moge U alleen op de hoogte zijn van mijn pijnen. O alstublieft! Stel me tevreden, geef me Uw woord dat U het niet meer zal doen. Meer nog, laat me twee keer zoveel lijden Ik ben gelukkig, zolang alles verborgen blijft tussen U en mij.’ Jezus onderbrak mijn woorden en Hij zei me: “Mijn dochter, verlies de moed niet. Wanneer mijn Wil het wil, moet ook jij je overgeven. Trouwens, dit is niets anders dan een etappe van mijn Leven. Mijn verborgen leven, mijn innerlijke Pijnen en alles wat Ik deed, hadden altijd ten minste één of twee toeschouwers. En dit was: – met reden, – uit noodzaak, en – om het doel zelf van mijn Pijnen te bereiken.
De eerste toeschouwer was mijn Hemelse Vader, – aan wie niets kon ontsnappen. Hij was immers Degene die mij die pijnen bezorgde. Hij was de acteur en de toeschouwer. Als mijn Vader niets had gezien en niets had geweten, hoe kon ik dan – Hem tevreden stellen, – Hem Glorie geven en – Hem, bij het zien van mijn pijnen, tot barmhartigheid voor de mensheid bewegen? Het doel van mijn Pijnen zou niet bereikt geweest zijn. De tweede toeschouwer was mijn Mama, – toeschouwer van al de Pijnen van mijn verborgen Leven. En dit was nodig. Ik kwam van de Hemel naar de aarde om te lijden, – niet voor mezelf, – maar voor het welzijn van anderen, Dus moest Ik tenminste één schepsel hebben – in wie ik het Goede kon leggen, dat mijn Lijden bevat,. Er was mijn lieve Mama – om Mij te bedanken, – om Mij te prijzen, – Mij lief te hebben en – Mij te zegenen, – om mijn overmatige Goedheid te laten bewonderen. Ze was volledig ingenomen, verrukt en ontroerd bij het zien van mijn Pijnen. Bij het zien van al het Goede die mijn Pijnen haar brachten, vroeg zij Mij om zich met Mijn Pijnen te mogen verenigen – om hen ook te ondergaan, – om Mij te vergoeden en om mijn perfecte navolger te zijn. Als mijn Mama niets gezien had, had Ik – mijn eerste navolger niet gehad, – geen ‘dank je wel’ en geen lof. Mijn Pijnen en het Goede dat Zij bevatten – zouden zonder effect gebleven zijn. Aangezien niemand ze zou gekend hebben, – had ik de eerste bewaarplaats niet kunnen maken. En het grote Goed dat de mens moest ontvangen, zou verloren zijn gegaan. Zie je hoe noodzakelijk het was dat tenminste één mens Mijn Pijnen kende? Als het voor Mij zo was, wil Ik dat het ook voor jou zo is. En Ik zeg je dat Ik wil dat de biechtvader samen met Mij handelt, – als toeschouwer en bewaarder van de pijnen die Ik jou laat lijden, zodat ook hij in hun Goed kan delen. Als hij bij Mij is, kan Ik – hem beter sterken in het geloof en – hem Licht en Liefde geven, om hem de Waarheden te laten begrijpen die Ik aan jou blijf openbaren.”
BvdH 15 – 23 maart 1923 – De Smarten van de Hemelse Moeder en hoe het Goddelijk Fiat daarin handelde.
Ik dacht aan de Smarten van mijn Hemelse Mama. Mijn beminnelijke Jezus bewoog zich in mijn innerlijk en Hij zei me: “Mijn dochter, Ik was de eerste Koning van Smarten. Omdat Ik Mens en God ben, moest Ik alles in Mijzelf centraliseren – om heerschappij te hebben over alles, zelfs over alle verdriet. De Smarten van mijn Mama waren enkel een echo van de Mijne, – die, weerspiegeld in haar, haar deed delen in al mijn smarten. Deze Pijnen – doorboorden haar, – vulden haar met zoveel bitterheid en pijn dat zij zichzelf voelde sterven bij elke weerklank van mijn Smart. Maar de Liefde ondersteunde haar en gaf haar nieuw leven. Daarom, – niet enkel als eerbetuiging, – maar ook door het recht van de gerechtigheid, is Zij de eerste Koningin van de immense Zee van Haar Smarten.” Terwijl Hij dit zei, leek ik mijn Mama bij Jezus te zien. En alles wat Jezus bevatte, – de smarten en de doorboringen van dat Allerheiligste Hart, werden weerspiegeld in het Hart van de bedroefde Koningin. Bij die reflecties, werden er vele zwaarden gevormd in het Hart van de doorboorde Mama. Deze zwaarden werden gemarkeerd door een Fiat van Licht, – waarin zij was omringd, temidden van zoveel Fiats van het meest schitterende Licht – die Haar zoveel Glorie gaven, dat er geen woorden zijn om het uit te drukken. Toen vervolgde Jezus: “Het waren niet de smarten, – die mijn Mama tot Koningin maakten en – die haar met zoveel glorie deden schijnen. Het was mijn almachtig Fiat, dat – in elke daad en elk verdriet met Haar was vervlochten, en – Zichzelf tot Leven vormde van elk van haar smarten. Mijn Fiat was de eerste die het zwaard vormde, en Haar de intensiteit van pijn gaf die Het wou. Mijn Fiat kon al de Pijn die het wou in dat doorboorde Hart leggen, – doorboring op doorboring toevoegen, pijn op pijn, zonder de minste weerstand. Integendeel, Zij voelde zich vereerd dat Mijn Fiat Zichzelf tot Leven vormde van zelfs maar één van haar hartslagen. En mijn Fiat – gaf haar volledige Glorie en – maakte haar ware en wettige Koningin. Wie zullen nu de zielen zijn in wie ik – de weerklank van mijn Pijnen kan weerspiegelen? – de weerklank van mijn Pijnen en van mijn Leven zelf? Zij die mijn Fiat als leven zullen hebben. Dit Fiat zal hen mijn reflecties laten absorberen. En Ik zal edelmoedig zijn om met hen te delen – wat mijn Wil in Mij bewerkt heeft. Daarom, in mijn Wil wacht Ik op zielen, om hen – de ware heerschappij te geven en – de volledige glorie van elke handeling en pijn die ze mogen lijden, Het werken en lijden buiten mijn Wil herken Ik niet. Ik zou kunnen zeggen: ‘Ik heb je niets te geven. Wat is de wil die je bezielde om dit te doen en te lijden? Haal je beloning uit die wil. Vele keren zijn goed doen of lijden, – als mijn Wil er niet in aanwezig is, miserabele slavernijen die ontaarden in passies. Alleen mijn Wil geeft ware heerschappij, ware deugden, ware glorie, – om het menselijke in het Goddelijke te veranderen.”
BvdH 19 – 28 april 1926 – De H. Maagd Maria overtrof iedereen in lijden.
..Na afloop dacht ik bij mezelf: Het is waar dat mijn Koningin Mama de grootste offers heeft gebracht, die niemand anders heeft gebracht: dat wil zeggen, – niet eens haar eigen wil willen kennen, maar alleen Die van God. Hierdoor omarmde zij alle smarten, alle pijnen, tot het heldendom van de opoffering, – door haar eigen Zoon op te offeren om de Allerhoogste Wil te volbrengen. Toen Zij dit offer eenmaal gebracht had, was alles wat Zij daarna leed, het gevolg van Haar eerste daad. Zij hoefde ook niet te vechten zoals wij, – in verschillende omstandigheden, – in onvoorziene ontmoetingen, – in onverwachte verliezen. Dit is een voortdurende strijd, die ons hart doet bloeden – uit angst dat we ons overgeven aan onze eigen rebellerende menselijke wil. Hoeveel aandacht moet je hebben, opdat de Allerhoogste Wil altijd Zijn ereplaats en Zijn suprematie over alles blijft houden! En vaak is deze strijd harder dan de pijn zelf. Terwijl ik hierover nadacht, bewoog mijn beminnelijke Jezus in mijn binnenste. Hij zei me: “Mijn dochter, je hebt het verkeerd voor. Het grootste offer van mijn Mama was niet enkel één offer. Zij waren zo groot en er waren er zo vele, evenveel als er – smarten, – pijnen, – omstandigheden en – ontmoetingen waren, waaraan haar en mijn Bestaan waren blootgesteld. De Pijnen waren altijd dubbel in Haar, omdat mijn Pijnen de Hare waren – meer dan haar eigen pijnen. Bovendien veranderde mijn Wijsheid niet van aard met mijn Mama. In elke pijn die zij zou ontvangen, vroeg ik haar steeds of zij die wilde aanvaarden. Ik wou dit ‘Fiat’ aan Mij horen herhalen in elke pijn, – in elke omstandigheid, – en zelfs in elk van haar hartslagen. Dat ‘Fiat’ klonk mij zo zoet, zacht en harmonieus in de oren, dat Ik het op elk moment van haar leven wilde horen herhalen. Daarom vroeg ik Haar altijd: “Mama, wil je dit doen? Wil je deze pijn lijden?” En mijn Fiat – bracht haar de zeeën van het Goede dat Het bevat, en – liet haar de intensiteit begrijpen van de pijn die zij aanvaardde. Dit begrijpen, via een Goddelijk Licht, – van datgene wat zij, stap voor stap, zou ondergaan, gaf haar zo’n groot martelaarschap – dat het de strijd die mensen lijden oneindig overtrof. In feite, omdat het zaad van de zonde in Haar ontbrak, – ontbrak het zaad van de strijd. Dus moest mijn Wil een ander middel vinden, – opdat Zij in lijden niet zou onderdoen voor de andere mensen. Zij moest terecht het Recht van Koningin van Smarten verwerven. Daarom moest zij in het lijden alle mensen samen overtreffen. Hoe vaak heb je dit zelf niet ervaren, dat – terwijl je geen strijd in jezelf voelde, toen mijn Wil je liet begrijpen welke pijnen Hij je aandeed, – je versteend bleef door de intensiteit van de pijn. En terwijl je ontdaan was door die pijn, was jij het kleine lammetje in mijn Armen, klaar om nog meer pijn te aanvaarden, – waaraan mijn Wil wou dat je je onderwierp. Heb je dan niet meer geleden dan in de strijd zelf? De strijd is een teken van heftige hartstochten. Terwijl mijn Wil, als Hij lijden brengt, dapperheid geeft. En met de kennis van de intensiteit van de pijn, geeft Hij een dergelijke verdienste die alleen een Goddelijke Wil kan geven. Daarom, zoals ik met jou handel : in alles wat Ik van je wil, vraag Ik je eerst – of je het wil, – of je het aanvaard, zo deed ik dit ook met mijn Mama. Dit doe Ik, zodat het offer steeds nieuw is en Mij de gelegenheid geeft – om met de mens te converseren, om bij haar te zijn, en zodat Mijn Wil in de menselijke wil op een Goddelijke Wijze kan handelen.” Terwijl ik schreef wat hierboven staat, kon ik niet verder schrijven omdat mijn geest vervreemd was van mijn zintuigen – door een prachtig en harmonieus gezang, vergezeld van een geluid dat ik nog nooit eerder gehoord had. Dit gezang – riep de aandacht van iedereen en – harmoniseerde met de gehele Schepping en met het Hemelse Vaderland. Ik schrijf dit alles om te gehoorzamen. Terwijl ik dat gezang hoorde, zei mijn Jezus mij: “Mijn dochter, hoor hoe mooi het is! Dit geluid en dit gezang is een nieuwe lofzang, – gevormd door de Engelen als eerbetoon, glorie en eer – aan de vereniging van de Goddelijke Wil met jouw menselijke wil. De vreugde van de hele Hemel en van de hele Schepping is zo groot dat, – niet in staat om het te bevatten, zij spelen en zingen.” Nadat Hij dit gezegd had, vond ik mezelf terug in mezelf.
BvdH 19 – 11 juli 1926 Zoals het nodig was bekend te maken wie Zij waren die meer dan wie ook geleden hebben om het Koninkrijk van de Verlossing te vormen, zo is het nodig bekend te maken wie Zij zijn die geleden hebben voor het Koninkrijk van de Allerhoogste Fiat.
Reeds vele dagen had mijn lieve Jezus mij niets verteld over Zijn Allerheiligste Wil. Terwijl Hij de mensen kastijdingen zond, liet Hij zich zeer bedroefd zien, Vandaag was het alsof Hij zijn droefheid wilde opzij zetten. Als Hij over Zijn Wil spreekt, lijkt het immers alsof Hij Zelf zeer blij wordt. Hij kwam vanuit mijn binnenste naar buiten en Hij zei mij: “Mijn dochter, Ik wil Mijzelf opvrolijken: Laat Mij spreken over het Koninkrijk van mijn Allerhoogste Wil.” En ik: ” Jezus, mijn Liefde en mijn Leven, als U mij niet alle geheimen vertelt die Er in zijn, zal ik, niet alles wetend, niet genieten van de Volheid van al het Goede dat dit Koninkrijk bezit. Noch zal ik in staat zijn U de Liefde terug te geven voor het Goede dat U verborgen gehouden hebt. Ik zou me ongelukkig voelen te midden van zoveel geluk. Mijn “Ik bemin U” stroomt dan immers niet in alles wat U bezit. Mijn “ik bemin U” is misschien klein, maar het komt van uw kleine dochter, die U zozeer bemint. Jezus hernam mijn eigen woorden en Hij zei mij: “Mijn dochtertje, je zegt zelf hoe noodzakelijk de kennis is. Als het nodig is voor jou, dan nog veel meer voor de anderen. Je dient te weten dat om het Koninkrijk van de Verlossing te vormen, mijn Mama en Ik degenen waren die het meeste geleden hebben. Ook al leek zij de pijnen van de andere mensen niet te lijden, met uitzondering van mijn Dood, die iedereen kende. Deze was de fatale en schrijnende slag voor Haar Moederhart, groter dan de meest pijnlijke dood. Aangezien zij de Eenheid van het Licht van mijn Wil bezat, bracht dit Licht in Haar doorboorde Hart: – niet alleen de zeven zwaarden waarvan de Kerk spreekt, – maar ook alle zwaarden, speren en steken van alle zonden en pijnen van alle mensen. Deze martelden haar Moederhart op een schrijnende manier. Maar dit is niets. Dit Licht bracht Haar al – Mijn pijnen, mijn vernederingen, mijn kwellingen, – Mijn doornen, mijn nagels, – de meest intieme pijnen van mijn Hart. Het Hart van mijn Mama was de ware Zon. Hoewel er niets anders dan Licht kan gezien worden, bevat dit Licht alle Goeds en Vruchten die de aarde ontvangt en bezit. Je kan zeggen dat de aarde in de Zon ingesloten is. Hetzelfde geldt voor de Soevereine Koningin: je kon enkel haar uiterlijke persoon zien. Het Licht van mijn allerhoogste Wil sloot in haar alle mogelijke en denkbare pijnen in. En hoe intiemer en onbekender deze pijnen waren, hoe waardevoller en krachtiger waren zij voor het Goddelijke Hart, om de verlangde Verlosser te laten afdalen. Meer dan zonnelicht daalden zij neer in de harten van de mensen om hen te veroveren en hen binnen te leiden in het Koninkrijk van de Verlossing. De Kerk weet zo weinig af van de pijnen van de Hemelse Soevereine Koningin. Je kan zeggen dat zij alleen de zichtbare pijnen kent. En daarom geeft zij het getal van de zeven zwaarden. Indien zij zou weten – dat Haar moederlijk Hart de schuilplaats was, de schatkamer van alle Pijnen, en – dat het Licht van mijn Wil Haar alles bracht, haar niets bespaarde, dan zou de Kerk niet spreken van zeven zwaarden, maar van miljoenen zwaarden. Meer nog, omdat het intieme pijnen waren. God alleen kent de intensiteit van dit Lijden. Daarom wordt Zij terecht tot Koningin van de martelaren en van alle Smarten benoemd. Mensen kunnen een gewicht, een waarde geven aan uiterlijke pijnen. Maar zij weten niet genoeg van de innerlijke pijnen om er een juiste waarde aan toe te kennen. Om in mijn Mama eerst het Koninkrijk van mijn Wil, en daarna dat van de Verlossing te vormen, waren zoveel pijnen niet nodig. Zij was zonder zonde zodat zij geen erfenis had van pijnen. Haar erfenis was het Koninkrijk van mijn Wil.
Zij moest zichzelf echter onderwerpen aan zoveel pijnen om het Koninkrijk van Verlossing aan de mensen te geven. De Vruchten van de Verlossing werden gerijpt in het Koninkrijk van mijn Wil, dat Ik en mijn Mama bezaten. Er is niets moois, goeds of nuttigs dat niet voortkomt uit mijn Wil.
Mijn Mensheid kwam verenigd met de Soevereine Koningin. Zij bleef verborgen in Mij, in mijn verdriet, in mijn pijnen. Daarom was er weinig bekend over Haar.
In verband met mijn Mensheid, was het echter noodzakelijk – dat wat ik deed, – hoeveel ik leed en – hoeveel ik liefhad, bekend zou zijn.
Als er niets gekend was, kon Ik het Koninkrijk van de Verlossing niet vormen.
De kennis van mijn Pijnen en van mijn Liefde is – een magneet en een aantrekking, – een aansporing en een licht , om de zielen aan te trekken om de Remedies en het Goede die erin vervat zijn te nemen.
Weten hoeveel hun zonden en hun verlossing Mij gekost hebben, – is een band die hen aan Mij bindt en – voorkomt nieuwe zonden. Als ze echter niets hadden geweten van Mijn pijnen en van Mijn Dood, weten zij niet hoeveel hun verlossing Mij gekost heeft. En dan zou niemand eraan gedacht hebben Mij te beminnen en zijn ziel te redden.
Zie hoe noodzakelijk het is om bekend te maken hoeveel hij of zij, die in zichzelf een universeel Goed om aan anderen te geven, gevormd heeft, gedaan en geleden heeft.
Mijn dochter, het was nodig om aan de schepselen bekend te maken wie Hij en Zij waren en hoeveel het Hen gekost heeft om het Koninkrijk van Verlossing te vormen.
Zo is het ook nodig om haar bekend te maken, die mijn Vaderlijke Goedheid uitgekozen heeft, eerst, om het Koninkrijk van de Opperste Fiat in haar te vormen, en om het daarna aan anderen te geven,
Net zoals het was voor de Verlossing, – die eerst tussen Mij en mijn Hemelse Moeder tot stand kwam, – en daarna bekend werd onder de mensen, zo zal het ook zijn voor de Allerhoogste Fiat.
Daarom is het noodzakelijk om bekend te maken – hoeveel dit Koninkrijk van mijn Wil Mij kost.
Opdat de mens opnieuw het Koninkrijk zou binnengaan dat hij verloren had, moest Ik het kleinste van alle schepselen opofferen, en haar veertig jaar en langer aan een bed genageld houden, – zonder lucht, – zonder de volheid van het licht van de zon waar iedereen van geniet.
Haar kleine hart is het toevluchtsoord geweest – voor mijn Pijnen en die van de mensen. Ze heeft iedereen bemind, voor iedereen gebeden, iedereen verdedigd. Zeer dikwijls nam zij de slagen van de Goddelijke Gerechtigheid op zich, om al haar broeders te verdedigen.
Er zijn ook haar intieme pijnen, en mijn Afwezigheid die haar klein hartje martelden en haar onophoudelijk de dood gaven.
Ze had in feite – geen ander leven dan het Mijne, – geen andere wil dan de Mijne. Daarom hebben al deze pijnen de fundamenten gelegd van het Koninkrijk van mijn Wil, en lieten zij, als zonnestralen de vruchten van de Allerhoogste Fiat rijpen.
Het is dus noodzakelijk om bekend te maken hoeveel dit Koninkrijk jou en Mij heeft gekost. Zo kunnen zij, via de kostprijs ervan, – weten hoezeer Ik ernaar verlang dat zij Het verwerven, – Het waarderen, Het beminnen en ernaar streven in het Koninkrijk van mijn Allerhoogste Wil binnen te gaan, en Er te leven.”
Ik schreef dit om te gehoorzamen, maar de inspanning was zo groot, dat ik nog net mijn arme bestaan kon vermelden. Door de grote tegenzin voel ik mijn bloed in mijn aderen bevriezen. Ik kan echter alleen maar steeds herhalen: Fiat! Fiat! Fiat!…’
BvdH 19 – 22 augustus 1926 – Wat het missen van God betekent, en hoe de Soevereine Koningin dit gemis beleefde.
…Hierna dacht ik bij mezelf: Hoe zwaar is het gemis van mijn lieve Jezus… Je voelt de echte dood van de ziel. En het gebeurt zoals wanneer de ziel het lichaam verlaat: Terwijl het lichaam dezelfde ledematen bezit, zijn ze levenloos. Ze zijn inert, zonder beweging, en hebben geen waarde meer.
Zo ziet mijn kleine ziel eruit zonder Jezus: zij bezit dezelfde vermogens, maar zonder leven. Als Jezus weg is, is er geen leven meer, geen beweging en geen warmte. De Goddelijke Passie van Jezus en Maria 41 SG – De Goddelijke Wil – Lumen Luminis
Daarom is deze pijn schrijnend en onbeschrijfelijk, en niet te vergelijken met een andere pijn.
Ah! de Hemelse Mama leed deze pijn niet. Haar heiligheid maakte haar onafscheidelijk van Jezus. Hierdoor was zij nooit zonder Hem.
Terwijl ik dit dacht, bewoog mijn geliefde Jezus in mijn binnenste. Hij zei me: “Mijn dochter, je vergist je: Het missen van Mij is geen scheiding, maar pijn. Je hebt gelijk als je zegt dat het erger is dan de dood. Deze pijn heeft de verdienste, – niet van scheiding, – maar van het verbinden met sterkere en stabielere banden, – van de onafscheidelijke eenheid met Mij.
Niet alleen dit, maar telkens de ziel zonder Mij lijkt te zijn, – zonder fout van haar kant, herrijs Ik voor haar in een nieuw leven van kennis. Ik laat toe dat zij Mij beter begrijpt en meer bemint. En Ik kan haar meer beminnen en met nieuwe genade verrijken en verfraaien.
Zij stijgt op – tot een nieuw Goddelijk Leven – tot nieuwe Liefde en – tot nieuwe Schoonheid. Dit gebeurt terecht. Aangezien de ziel dodelijke pijnen lijdt, – ontvangt zij in ruil hiervoor nieuw Goddelijk Leven. Ingeval dit niet zo was, zou Ik Mij laten overtreffen door de liefde van een mens en dit is onmogelijk.
Het is echter niet zo dat de Soevereine Koningin nooit zonder Mij was – gescheiden – nooit, – zonder Mij – ja. Dit verminderde geenszins de hoogte van Haar heiligheid . Integendeel, het verhoogde het.
Hoe vaak heb Ik haar niet achtergelaten in de staat van puur geloof. Zij moest de Koningin van Smarten en de Moeder van alle levenden zijn. Het kon haar dus niet ontbreken aan de mooiste versiering, het meest verrijkende juweel, dat haar de titel gaf van: ‘Koningin der martelaren en Soevereine Moeder van alle smarten’.
De Pijn van achtergelaten te zijn in en toestand van zuiver geloof, bereidde haar voor om de schatkamer te zijn : – van mijn Leer, – van de schat van de Sacramenten en – van alle Goeds van mijn Verlossing.
Mijn afwezigheid is de grootste pijn. Daarom kan de ziel de bewaarplaats worden van de grootste geschenken van haar Schepper, – van Zijn hoogste Kennis en van Zijn Geheimen.
Hoe vaak heb Ik dit niet voor jou gedaan?
Nadat je Mij gemist had, openbaarde Ik je de hoogste kennis over Mijn Wil. En hiermee kan Ik jou de bewaarplaats maken, niet alleen van Zijn Kennis, maar van Mijn Wil Zelf.
Bovendien moest de Soevereine Koningin, als Moeder, alle innerlijke toestanden in zich bevatten, – ook de toestand van zuiver geloof, om aan Haar kinderen dat onwankelbare geloof te kunnen geven, – om je bloed en leven te kunnen geven om je geloof te verdedigen en te bewijzen.
Als Zij deze gave van geloof niet bezeten had, – hoe kon ze deze dan aan haar kinderen kunnen?”….
Inhoudstafel
De Goddelijk Passie van Jezus. Het Lijden door de Liefde. 1
BvdH 12 – 4 februari 1919 – De innerlijke Passie, die de Godheid de Mensheid van Jezus liet lijden tijdens zijn gehele Leven. ………………… 1
BvdH 12 – 18 maart 1919 – Jezus leed Pijnen vanaf Zijn Menswording, nadat Hij alle zielen in Zichzelf verwekt had. …………………………………. 5
BvdH 12 – 20 maart 1919 – Het herhaalde sterven en de pijnen die de Godheid de Mensheid van Jezus liet ondergaan voor elke ziel. ……….. 8
BvdH 12 – 8 mei 1919 Deel 12 – Reden en noodzaak van de Pijnen die de Godheid aan de Mensheid van Jezus gaf. De reden waarom Hij heeft gewacht om hen bekend te maken. ……………………………………. 11
BvdH 12 – 4 juni 1919 – Om de Verlossing te voltooien, moest Jezus onrecht, haat en spot lijden. De Godheid is niet in staat om Hem deze pijnen te geven. Daarom onderging Hij op de laatste dag van zijn leven de Passie door de handen van de mensen. ………………………………… 14
BvdH 14 – 19 augustus 1922 – De pijnen die de Godheid Jezus toebracht in Zijn Innerlijk. De Pijnen van het Lijden waren schaduwen en schimmen van de innerlijke pijnen. ………………………………………… 17
BvdH 15 – 16 februari 1923 – Het Kruis dat de Goddelijke Wil aan Onze Lieve Heer gaf. Om de volmaakte en volledige Verlossing te kunnen bewerken, diende Jezus alles te verrichten in de Sfeer van de Eeuwigheid. …………………………………………………………………………… 19
BvdH 15 – 29 mei 1923 – God werkt altijd als eerste in de ziel. ……….. 23
De Smarten en het Lijden van de allerheiligste Maagd Maria ……… 26
BvdH 14 – 3 oktober 1922 – Noodzaak dat de heilige Maagd Maria zich bewust was van de innerlijke Pijnen van Jezus. …………………………… 26
BvdH 15 – 23 maart 1923 – De Smarten van de Hemelse Moeder en hoe het Goddelijk Fiat daarin handelde. ……………………………………… 28
BvdH 19 – 28 april 1926 – De H. Maagd Maria overtrof iedereen in lijden. ……………………………………………………………………………………. 31
BvdH 19 – 11 juli 1926 Zoals het nodig was bekend te maken wie Zij waren die meer dan wie ook geleden hebben om het Koninkrijk van de Verlossing te vormen, zo is het nodig bekend te maken wie Zij zijn die geleden hebben voor het Koninkrijk van de Allerhoogste Fiat. ……….. 35
BvdH 19 – 22 augustus 1926 – Wat het missen van God betekent, en hoe de Soevereine Koningin dit gemis beleefde. …………………………. 40