BVHemel

 De mens tempel van God en God Tempel van de ziel

Mijn dochter, mijn zoon,

de mens als tempel van God,
is  blootgesteld aan gevaren, aan vijanden,
en onderworpen aan passies.

Zeer vaak bevindt ons Opperwezen zich in deze tempels
– als in een tempel van steen.
Hij is er verlaten en niet bemind is zoals het hoort.
En het  kleine lampje van zijn voortdurende liefde
– die de ziel zou moeten hebben
als eerbetoon aan de God die in haar woont,
– is gedoofd bij gebrek aan zuivere olie. (…)

God, tempel van de ziel,  is niet blootgesteld aan gevaren.
Vijanden kunnen hem niet benaderen.
De passies zijn uitgedoofd.

En de ziel in deze Goddelijke Tempel is
– zoals de kleine Hostie die Jezus in zich draagt. (…)

“De mens tempel van God en God Tempel van de ziel.”
BvdH 33 – 11 maart 1934                     

error: Content is protected !!